Soorten hoornvliestransplantaties

 

 

Perforerende hoornvliestransplantatie

Wanneer alle lagen van het hoornvlies worden vervangen door een donorhoornvlies van volle dikte, spreekt je over Perforerende Keratoplastiek (PKP). Met een trepaan, een soort appelboor, wordt het donorhoornvlies op maat gesneden. Het donorhoornvlies wordt in de opening bij de ontvanger gelegd en met nylon of polyester hechtingen vastgezet.  Wanneer er behalve een troebel hoornvlies ook staar op het oog bestaat, kan de operatie worden gecombineerd met een staaroperatie.

Lamellaire hoornvliestransplantatie

Wanneer slechts een deel van de volle dikte van het hoornvlies wordt vervangen, spreekt men van een lamellaire transplantatie. Meestal betreft het de buitenste lagen van het hoornvlies, die worden verwijderd bij de patiënt en worden vervangen door een even dikke laag van de buitenzijde van een donorhoornvlies. Deze operatiemethode kan worden toegepast bij oppervlakkige troebelingen door littekens. Ook kunnen patiënten met keratoconus met de lamellaire techniek geopereerd worden. Deze techniek heet Diepe Anterieure Lamellaire Keratoplastiek (DALK).

Het is ook mogelijk om de diepste lagen van het hoornvlies te verwijderen en te vervangen door een dunne laag van de binnenzijde van een donorhoornvlies. Soms kan deze techniek worden toegepast bij bv. endotheelziekten. De naam van deze operatie is: Posterieure Lamellaire Keratoplastiek (DMEK).

Verloop

Na de operatie verloopt het herstel van het gezichtsvermogen langzaam. Aanvankelijk is het donorweefsel licht gezwollen en nog niet mooi helder. Geleidelijk verbetert dit. Laat tijd niet je vijand zijn. Het zal duidelijk zijn dat een intensieve controle in deze fase noodzakelijk is. Na ongeveer vier maanden is het over het algemeen mogelijk een brillenglas of een contactlens voor te schrijven.

Afstoting

Een afstotingsreactie uit zich in een vochtophoping, en daardoor troebel worden van het transplantaat. Afweerreacties kunnen worden beperkt door overeenstemming tussen de kenmerken van het weefsel van de donor en dat van de ontvanger na te streven. Dit wordt weefseltypering genoemd. De kans op een afstotingsreactie kan hiermee bij risicopatiënten tot 50% worden verlaagd. Na de operatie wordt te allen tijde oogdruppels voorgeschreven om mogelijke afstoting voor te zijn.

Hechtingen

Na hoornvliestransplantaties blijven de hechtingen vaak een tot twee jaar zitten. In het hoornvlies verloopt de wondgenezing erg langzaam en om die reden laat men de hechtingen lang zitten voor meer stevigheid van de wond. Het komt voor dat sommige hechtingen enige tijd na de operatie los gaan zitten. Deze moeten dan verwijderd worden. Soms wordt dan onder plaatselijke verdoving enkele nieuwe hechtingen bijgeplaatst. Een losse hechting geeft klachten van roodheid, pijn en slijmafscheiding. Het kan leiden tot een infectie en beschadiging van het transplantaat.